De Heilige Dominicus en La Festa dei Serpari in Cocullo
De heilige Dominicus van Sora (951 – 1031 n.Chr) heeft in vele opzichten een stempel gedrukt op de religieuze en culturele geschiedenis van de Abruzzen. Zijn naam is voor altijd verbonden met een idyllisch plekje vlakbij Villalago, de Eremo di San Domenico aan het Meer van San Domenico, maar vooral ook met Cocullo, waar nog ieder jaar op 1 mei zijn feest gevierd en op een bijzonder manier zijn bescherming gevraagd wordt door honderden mensen – pelgrims en toeristen – die van heinde en ver komen voor het 'Feest van de Slangenvangers'.
Leven
Dominicus werd in 951 geboren in Foligno, in de provincie van Perugia. Al op jonge leeftijd werd hij toevertrouwd aan de benedictijnse monniken, bij wie hij retorica, muziek en rekenkunde studeerde. Toen hij volwassen werd, vervolgde hij zijn spirituele ontwikkeling in een klooster in de landstreek Sabina, ten noordoosten van Rome. Op zijn 23e legde hij zijn geloften af en werd hij benedictijns monnik en priester en kwam hij in het beroemde grote benedictijnse klooster in Montecassino terecht. Daar vervolgde hij zijn benedictijnse spirituele vorming met studie en de beoefening van de eenzaamheid en preken voor het volk. Al snel werd hij populair, waardoor steeds meer mensen hem opzochten. Dat deed bij hem een sterke behoefte groeien om zich terug te trekken. Hij kreeg toestemming van Paus Johannes XV om zijn (eerste) eigen klooster te stichten, dat hij wijdde aan San Salvatore.
In de jaren die volgden stichtte hij in verschillende streken kluizenaarsoorden en kloosters. In het gebied iets ten noorden van Villalago bleef hij zes jaar. Hij stichtte er het klooster van San Pietro del Lago en het kluizenaarsoord van Prato Cardoso, beide bij het huidige Lago di San Domenico. Op de grot waar hij verbleef is later een kerk gebouwd. Vanuit de kerk is de grot te bezichtigen.
Overal waar hij kwam werd hij beroemd om zijn charisma, zijn vroomheid en zijn preken, zowel onder herders als de plaatselijke notabelen. Ook na zijn verblijf in Villalago bleef hij kloosters en kluizenaarsoorden stichten. In het plaatsje Sora, in de provincie van Frosinone, kon hij dankzij een donatie van graaf Pietro Rainerio, naar men zegt op de restanten van het geboortehuis van Marcus Tullius Cicero (de beroemde Romeinse politicus), de abdij van de heilige Maria Tenhemelopneming bouwen, die tegenwoordig óók aan de heilige zelf gewijd is. Daar is hij in 1031 gestorven en begraven.
Van Dominicus zijn vele wonderverhalen bekend, die opgetekend zijn in hagiografieën en die medebepalend zijn geworden voor zijn cultus. Hij wordt vereerd in Abruzzo, le Marche, Umbria, Lazio, Molise, Puglia en Campania. Andere namen waaronder hij bekend is zijn Domenico Abate (Abt Dominicus), San Domenico van Foligno en San Domenico van Cocullo.
Sint Dominicus in Cocullo Volgens de kronieken zou Sint Dominicus rond het jaar 1000 in Cocullo zijn gekomen en daar het volgende wonder verricht hebben:
Na meerdere jaren als kluizenaar geleefd te hebben in de buurt van Villalago, verliet Sint Dominicus die plaats en liep hij in de richting van Cocullo, land dat behoorde tot het bisdom van Valva en Sulmona. Toen hij dat dorp naderde, zag hij in de verte mensen buiten adem achter een wolf aan rennen, terwijl een arme vrouw, ondersteund door andere vrouwen, wanhopig huilde en zich de haren uit het hoofd trok. Wat was er gebeurd? Die vrouw had, toen ze op het land aan het werken was, haar kind in een voor gelegd, maar er was, terwijl zij slechts een stap van hem verwijderd was, een wolf tevoorschijn gekomen uit het nabij gelegen bos, die het kind in zijn bek had genomen en richting zijn hol was begonnen te rennen. Op het geschreeuw van de vrouw afkomend, begonnen vele mensen achter het beest aan te rennen, maar die was alleen maar harder gaan rennen. Toen Sint Dominicus die erbarmelijke situatie zag en nog meer vertederd raakte door het huilen van de arme vrouw, hief hij zijn ogen ten hemel, sprak een kort gebed uit en riep de wolf toe met luide stem en gebood hem onmiddellijk terug te keren. Tot verbazing van allen stopte de wolf met rennen, keerde op dezelfde weg terug en richtte zich nederig tot de heilige, voor wiens voeten hij het kind veilig en wel teruglegde, dat onmiddellijk aan de moeder werd teruggegeven.
De overlevering wil, dat na dit wonder de inwoners van Cocullo bij de heilige erop aangedrongen hebben iets van zichzelf achter te laten om hen te beschermen tegen beten van giftige dieren, tegen hondsdolheid en tegen infecties - alle zaken die in dit gebied veel voorkwamen. De heilige zou daarmee ingestemd hebben en uit zijn eigen mond een kies getrokken hebben en die, samen met een hoefijzer van zijn muilezel, aan hen hebben gegeven. Deze voorwerpen worden nog altijd meegedragen tijdens de slangenprocessie op 1 mei.
In het hedendaags geloof wordt Sint Dominicus nog steeds aangeroepen tegen stormen, koorts, beten van slangen en wilde dieren, tegen hondsdolheid en kiespijn. Dit laatste zien we terug in een ritueel waarbij men met de tanden aan de ketting van de kerkklok van Cocullo moet trekken om de klok te luiden. Als men dit doet, zal men geen tandpijn krijgen....
La Festa dei Serpari - het Feest van de Slangenvangers Het feest van de Serpari, de slangenvangers, in Cocullo is wellicht het meest bekende folkloristische feest in Abruzzo en tegelijkertijd het meest mysterieuze, omdat de oorsprong ervan nog steeds onzeker is. De cultus van Sint Dominicus en het verzamelen van slangen vervangen waarschijnlijk twee belangrijke culturele elementen die al in de streek rond Cocullo bestonden: de traditie die bij de cultus van de godin Angizia hoorde - de beschermster tegen gif, die door het volk van de Marsi werd vereerd - en het belang van de serpari, die de streek bevolkten. Zodoende worden in het feest heidense gebruiken vermengd met christelijke tradities.
Het feest trekt honderden pelgrims uit binnen- en buitenland. Ieder jaar op 1 mei wordt het standbeeld van Sint Dominicus uit de naar hem genoemde kerk in processie in het dorp rondgedragen, terwijl de serpari (maar ook pelgrims en andere bezoekers) slangen om het beeld draperen. Daarbij mogen de slangen niet het gelaat van de heilige bedekken, want dat zou een slecht voorteken zijn. De heilige wordt in de processie begeleid door musici met traditionele blaasinstrumenten, die het geheel een welhaast mysterieuze sfeer van bezwering geven. Daarnaast begeleiden meisjes in klederdracht de heilige. Enkelen van hen dragen een mand met brood op hun hoofd, hetgeen zou verwijzen naar een ander wonder dat Sint Dominicus heeft verricht, waarbij hij meel van een molen vermenigvuldigde.
Onderstaande fotoreportage van het feest in 2015 mocht ik gebruiken met toestemming van de fotograaf van One Shoot Live .
Klik op de foto's voor een toelichting.